De dogma’s van de wetenschap

Wanneer de mens een onderzoekende benadering nastreeft om helderheid, meer kennis en diepgang te ontwikkelen omtrent een thema, dan komen mooie humane capaciteiten naar boven.  Vanuit oprechte interesse, eerlijke intentie en een concrete vraagstelling tot onderzoek overgaan, verruimt het persoonlijke denken en kan het sociale leven verrijken.  Men gaat in tegen de status quo, de gekende realiteit of vastgeroeste ideeën en exploreert zelfstandig of in team ongekende paden.  Het objectieve en kritische denken zorgt hierbij voor overzicht, ordening en structuur.

De huidige wetenschap volgt nauwgezet methodologische richtlijnen.  Vanuit een idee of hypothese komt de onderzoeksvraag, waarna gegevens worden verzameld (datacollectie) en geanalyseerd.  Deze analyse gebeurt meestal aan de hand van toetsen en schatten binnen de statistiek.  Daarna volgt dan de rapportage.  Omdat men niet de ganse doelpopulatie kan ondervragen omtrent een thema, hanteert men een steekproef (sample) die representatief is voor deze doelpopulatie.  De statistiek berekent en bekijkt dan (bijvoorbeeld aan de hand van testen en betrouwbaarheidsinterval) of de steekproef effectief representatief is.  De wetenschap volgt dus een strikte methodologie zodat de resultaten zo accuraat en valide mogelijk zijn.  Aan de hand van de statistische resultaten kan me dan de oorspronkelijke hypothese aanvaarden of verwerpen.

De wetenschapsfilosoof Karl Popper zei dat de wetenschapper vooral opzoek moet gaan naar tegenbewijzen van zijn theorie en niet zozeer naar bevestigingen van de theorie.  Een tegenbewijs kunnen leveren noemde hij falsificatie.  Een theorie die niet kan gefalsificeerd worden, is volgens hem niet wetenschappelijk.  Een theorie blijft dus steeds hypothese in afwachting totdat het tegendeel wordt bewezen.  En wanneer een fenomeen of theorie niet kan onderuitgehaald worden door een experiment of wetenschappelijke waarneming, dan wordt dit als niet wetenschappelijk of pseudowetenschappelijk bestempeld.

Dus alles wat niet volgens de wetenschappelijke methodologie gebeurt, is sowieso niet wetenschappelijk.   Volgens mij is dit een uiterst dogmatische uitspraak met een grote nefaste reikwijdte.  Er heerst in de wetenschapsfilosofie (oa ook bij Imre Lakatos en Thomas Kuhn) een zeer strikte wetenschappelijke hantering die geen openheid laat voor andere opinies, meningen of gedachten buiten de wetenschap.  Denkt men niet volgens hun vooropgestelde methodologische kaders, dan ben je sowieso niet wetenschappelijk.  De grote valkuil hierbij is dat men denkt de enige juiste methode te hanteren en het alleenrecht heeft om andersdenkenden uit te sluiten.  Wanneer deze wetenschapsvorm meer en meer macht verwerft (wat nu reeds het geval is) dan krijgen we te maken met een strikt machtssysteem dat zonder blikken of blozen anderen in de hoek kan zetten met het etiket van pseudowetenschapper.  Andere meningen kunnen gemakkelijk geridiculiseerd worden omdat er niet vertrokken wordt vanuit wetenschappelijke premisses.  Mensen zonder masterdiploma en wetenschappelijke achtergrond, kunnen de dialoog niet waard zijn, omdat ze sowieso geen kennis hebben omtrent wetenschap.  Deze volgens mij afwijkende wetenschapsvorm sluit een enorme populatie, oude kennis en zelfbewuste denkers uit.  Het mens- en wereldbeeld wordt ook uitermate vernauwd tot materiële, theoretische en statistische componenten.  Al de rest is immaterieel, oncontroleerbaar, vaag en onberekenbaar, dus ook niet juist en het communiceren en bestuderen niet waard.

Een uitvloeisel van deze momenteel globaal aanvaarde wetenschapsvorm is de studiekring SKEPP.  Met veel trots en pretentie wil men de onwetende mens bekeren tot het objectieve wetenschappelijke denken.  Diegene die hun procedures correct weten toe te passen kunnen de Zesde Vijs-prijs ontvangen en diegene die ervan afwijkt moet zich machteloos troosten met de Skeptische Put.  Wanneer een pseudowetenschapper de moed heeft om een concreet bewijs te leveren tegenover een strenge controlerende jury dan maakt hij of zij kans op de Sisyphusprijs.  Volgens hen is dit dus een onbegonnen en eindeloos werk.  Het worstelend en zwetend jezelf trachten te bewijzen stoot sowieso op onbegrip en hoongelach.  Ook hier zie je duidelijk het gevoel van almacht om iemand te beprijzen of te ridiculiseren.  Wanneer we teruggaan in de geschiedenis dan zou je kunnen zeggen dat de Griekse filosofen Plato en Aristoteles – die toch gelden als fundamenten van de Westerse beschaving – ook als pseudowetenschappers bestempeld kunnen worden.  Omdat de ene geloofde in zielsverhuizing en de andere in God als onbewogen beweger.  Zo mag je ook het godsbewijs van Descartes en de monade van Leibniz vergeten en laat ons dan maar ook zwijgen over het pantheïsme van Spinoza, want die moet wel psychotisch geweest zijn.  Door deze vorm van wetenschap komen we tot een ongelofelijke verenging van wat nog ‘waar’ is en komt het mensbeeld in een verkilling en verarming terecht.  We zijn enkel materiële wezens met een lichaam en dit kunnen we onderzoeken met theoretische vooropgestelde regels en testen.  

Vroeger had je de rooms-katholieke kerk als machtsinstituut die zogezegd de waarheid in pacht had.  Nu is dit verschoven naar de wetenschap die werkt volgens bovenstaande principes en geen openheid laat voor andere invalshoeken.  Dus niet de wetenschappers die integer onderzoeken en concrete bijdragen leveren aan de wereld, want die zijn zeker en vast een meerwaarde op gebied van gezondheid, technologie of cultuur, maar wetenschappers die denken de waarheid (lees macht) in pacht te hebben, kunnen volgens mij veel schade en uitsluiting teweegbrengen.  In de kerkgeschiedenis zien we een ontzaglijk lijden veroorzaakt door de kerk op andersdenkenden.  De Inquisitie vervolgde miljoenen goedgelovigen en brandmerkte ze als ketter omdat ze afweken van de vooropgestelde geloofsregels van de kerk.  Dit had niets met waarheid te maken, maar met macht en controle om deze macht te behouden. 

Enerzijds zou de wetenschap de moed moeten hebben om de dialoog aan te gaan met andere individuele opinies zonder dit al op voorhand te verwerpen.  Het wat loskomen van de ivoren toren-mentaliteit en idee-fixen kunnen meer levendigheid, openheid, dialoog en democratie brengen in de wetenschappelijke beoefening, maar ook in de ganse samenleving.  Anders ontstaat er verkilling en een zeer eenzijdige kijk op de mens en het leven.  Anderzijds is het ook zo dat ieder individu de verantwoordelijkheid heeft om zelf te denken, te onderzoeken en kritische afwegingen te maken.  Dit is ook onze menselijke capaciteit.  Zonder te verstarren in intellectualisme, maar ook het gevoel en de goeie wilskracht te behouden.  Wanneer we vervallen in een vage spiritualiteit of opgaan in een emotioneel groepsgevoel, kan het inderdaad moeilijk zijn voor wetenschappers om dit serieus te nemen.  De individuele activiteit van onderzoeken die gepaard gaat met zelfreflectie, gesprek, gezonde rationaliteit en integriteit, kan tot mooie uitwisselingen leiden en verhoging van de kennis.  Zo kan iedereen een vrije onderzoekende of exploratieve benadering eigen maken en dit in verbinding brengen met anderen.  Onderzoeken mag niet enkel gevrijwaard worden voor wetenschappelijke experts, maar zou een individuele menselijke houding kunnen zijn.  De Duitse beeldend kunstenaar Joseph Beuys zei: “Jeder Mensch ist ein Künstler”.  Hierbij zouden we kunnen zeggen: “Jeder Mensch ist ein Untersucher”.